29-09-2023 | Elk kwartaal stelt de VMCE een artikel uit GAAF! voor direct lezen beschikbaar via deze website. Dit keer vertellen twee experts hoe het merendeel van de huisartsen waarschijnlijk tijdens hun opleiding onvoldoende scholing kreeg over de behandeling van eczeem. Eenvoudige bijscholing zou veel misverstanden kunnen voorkomen. Klik op 'lees meer' om dit artikel uit GAAF! online te lezen.
Corticofobie bij zorgverleners
‘En dan is de patiënt het vertrouwen weer kwijt’
Niet alleen mensen met eczeem hebben soms angst voor de bijwerkingen van hormoonzalven, corticofobie genaamd. Ook veel huisartsen, verpleegkundigen en apothekers(assistenten) ervaren corticofobie en kunnen daardoor terughoudend zijn in het voorschrijven van hormoonzalven. “Dit lijkt vooral te komen door een gebrek aan kennis en informatie”, leggen twee experts uit.
Tekst: Diane van Beek
Die twee experts zijn Anne-Moon van Tuyll van Serooskerken en Aviël Ragamin. Eerstgenoemde is dermatoloog in zowel het HagaZiekenhuis, als het Juliana Kinderziekenhuis in Den Haag en werkt aan het verbeteren van de informatievoorziening over eczeem. Ragamin is arts-onderzoeker in het Erasmus MC-Sophia Kinderziekenhuis in Rotterdam. Hij onderzocht in hoeverre corticofobie een rol speelt bij zorgverleners.
Ragamin: “Als coassistent merkte ik dat veel eczeempatiënten onnodig naar het ziekenhuis worden doorverwezen. Het blijkt dat ze nooit goede voorlichting over de behandeling van eczeem hebben gekregen. Door hun verhalen ontstond bij mij het beeld dat zorgverleners de behandelrichtlijn voor eczeem niet altijd goed opvolgen. Ze vertelden bijvoorbeeld dat de huisarts, apotheker of apothekersassistent had gezegd dat ze voorzichtig, heel dun en alleen een korte tijd hormoonzalf mogen smeren, ook in geval van een klasse I-zalf."
Inschatt
ing
Ragamin vervolgt: “Op de afdeling Dermatologie zien wij veel mensen met angst voor hormoonzalf. Hierdoor smeren ze niet en hebben ze onnodig lang last van hun eczeem. Mijn eigen inschatting is dat de helft van de problematiek binnen de eczeemwereld komt vanuit de angst voor of onwetendheid over hormoonzalf.
Dat ligt niet alleen bij de patiënt. Hoewel er veel goede huisartsen en apothekers zijn, hoeft er maar eentje te zeggen dat ‘een patiënt heel voorzichtig moet omgaan met hormoonzalf, omdat het gevaarlijke middelen zijn’. En dan is de patiënt het vertrouwen weer kwijt.”
Hij geeft een voorbeeld uit zijn praktijk: “De grootmoeder van een patiënt is apothekersassistent. Ze hoort dat haar kleinkind hydrocortison, een klasse I-middel, smeert. Grootmoeder denkt dat dat hetzelfde is als een hydrocortison-infuus, een middel dat wordt gegeven aan ernstige zieke mensen met iets anders dan eczeem. Ze raakt in paniek en vertelt haar ervaring aan moeder en kind. Met als gevolg dat moeder niet meer wil smeren.”
In haar praktijk merkt Van Tuyll van Serooskerken hetzelfde. “Mensen kunnen zelf bang zijn voor hormoonzalf, anderen hoorden van zorgverleners voorzichtig te zijn. Ik denk dat 90 procent van de mensen die bij ons komt nog nooit van een smeer- of afbouwschema of de vingertopeenheid heeft gehoord.”
Onderzoek
Ragamin: “In Rotterdam wilden we graag weten in welke mate apothekers(assistenten), huisartsen, kinderartsen, jeugdartsen en dermatologen terughoudend zijn met het voorschrijven van hormoonzalf. We hebben een studie opgezet met drie doelen.”
Eerst is gekeken in hoeverre verschillende zorgverleners corticofobie ervaren, aan de hand van een vragenlijst. “Daarna keken we welke behandeladviezen zij geven aan mensen met eczeem. De zorgverleners kregen dezelfde casussen voorgelegd, waarbij we vroegen hoe ze daarmee omgaan. Welke voorlichting geef je? Welke uitleg bij het smeren van hormoonzalf? Welke klasse schrijf je voor? Dat soort vragen. Tenslotte onderzochten we in hoeverre corticofobie invloed heeft op de keuzes die zorgverleners maken.”
Dermatologen scoren het laagst op corticofobie, huisartsen en apothekersassistenten het hoogst. “En hoe hoger de corticofobiescore, hoe zwakker de voorgeschreven hormoonzalf is. Daarnaast adviseren juist de zorgverleners met een hogere corticofobiescore om langer met een tube zalf te doen. Oftewel: hoe meer angst of spanning zorgverleners voor hormoonzalf ervaren, hoe voorzichtiger ze zijn met het voorschrijven ervan.”
Met name op het gebied van hormoonzalf volgen veel huisartsen de richtlijn niet goed’
Afwijken richtlijn
“We onderzochten ook in hoeverre huisartsen zich houden aan de huisartsenrichtlijn voor eczeem”, vervolgt Ragamin. “En wat redenen kunnen zijn om van de richtlijn af te wijken. Onze conclusie is dat veel huisartsen met name op het gebied van hormoonzalf de richtlijn niet goed volgen. Allereerst kiezen ze soms voor een andere behandeling dan die in de richtlijn staat. Bovendien komt het voor dat ze geen of geen goede instructies geven over het gebruik van hormoonzalf.
Ongeveer de helft van de huisartsen in ons onderzoek zegt geen voorlichting te geven over het gebruik van hormoonzalf. Wat wij van sommige huisartsen horen is: ‘Ik vind uitleg geven over smeren niet mijn verantwoordelijkheid, ik vind dat de apotheek dit moet doen’.”
De redenen om van de richtlijn af te wijken zijn divers. “Een kwart van de huisartsen geeft tijdgebrek als reden. Ook wijzen ze naar de patiënt: die zou geen hormoonzalf willen smeren. Maar drie andere – de belangrijkste – redenen om de richtlijn niet goed na te leven zijn:
• ‘ik ken de richtlijn niet goed’,
• ‘ik weet niet wat het effect is van het naleven van de richtlijn’ en
• ‘ik denk dat die niet van toepassing is op bepaalde patiëntengroepen’.
Oftewel: ‘ik heb weinig kennis en daardoor weinig vertrouwen in de richtlijn.’ Die reactie suggereert dat er aandacht nodig is om de kennis en houding van de huisartsen met betrekking tot eczeem te verbeteren.”
Kennistekort
Van Tuyll van Serooskerken legt uit hoe het kan dat sommige zorgverleners zo weinig kennis hebben over hormoonzalven: “Dermatologie, en dan meer specifiek eczeem, is – helaas – geen of maar een beperkt verplicht onderdeel in de meeste opleidingen. Hierdoor hebben zorgverleners weinig kennis over eczeem en de behandeling ervan. Daar zit een groot probleem.”
Ragamin: “Je kunt je er wel in verdiepen tijdens de opleiding, maar dat is dan een persoonlijke keuze. Dat die verplichting ontbreekt is raar, als je weet dat bijna 80 procent van de huisartsen iedere week iemand ziet met eczeem. Hetzelfde geldt voor apothekersassistenten. Van hen geeft het merendeel minstens een keer per week voorlichting aan een patiënt met eczeem.”
Van Tuyll van Serooskerken: “Hoe te smeren is een stuk lastiger uitleggen dan hoe pillen te slikken. Het gaat om ingewikkelde schema's, zowel voor de patiënt als de zorgverlener. Sommige zorgverleners voelen de urgentie misschien ook niet zo. Ze denken: ‘Het is maar eczeem’. Mensen weten vaak niet goed wat de impact is van het hebben van eczeem en wat de gevolgen kunnen zijn van onderbehandeld eczeem.
Hoe eerder iemand een goede behandeling krijgt, hoe meer wordt voorkomen. Voedselallergieën bij kinderen, bijvoorbeeld, kun je soms voorkomen door goed te smeren. Wanneer we patiënten sneller en beter helpen, kan dat veel leed voorkomen. Ook scheelt het zorgverleners uiteindelijk tijd, omdat ze eerder de juiste zorg bieden.”
Een korte bijscholingsbijeenkomst helpt kan al voldoende zijn om hormoonzalven beter in te zetten
Informatie
Zorgverleners hebben daarbij hulp nodig. Samen met Inge Haeck en andere zorgverleners is Van Tuyll van Serooskerken het Nationaal Constitutioneel Eczeem Project (NCEP) gestart (zie ook GAAF! 1-2023). Dit project, dat bestaat uit een kortetermijn- en langetermijnplan, heeft als doel om landelijk de eczeemzorg te verbeteren.
“Het kortetermijnplan loopt tot 2025. Hiermee willen we de informatievoorziening en kennis bij alle zorgverleners op orde brengen. Van apothekers, kinderartsen en jeugdartsen, tot huisartsen en dermatologen. Wij merken dat niet iedereen dezelfde informatie geeft.”
Ze vervolgt: “Daarnaast gebruiken we allemaal andere termen en bijvoorbeeld andere smeerschema’s. We moeten samen dezelfde taal gaan spreken. We maken hiervoor begrijpelijke patiënteninformatie, zoals folders, animaties en apps. Ook ontwikkelen we een interactief spelletje voor kinderen, waarmee ze leren wat eczeem is en hoe daarmee om te gaan. Voor de zorgverleners maken we onder andere stroomdiagrammen met wanneer welke stap te zetten. Daarnaast zorgen we voor laagdrempelige scholing.”
Het langetermijnplan loopt tot 2028. Van Tuyll van Serooskerken: “Hiermee kijken we hoe we informatie en kennis op niveau houden, met bijvoorbeeld een nascholingsplatform. We willen de zorgpaden en richtlijnen beter op elkaar afstemmen.”
Daarnaast wordt nu onderzocht wat het effect is van een eczeemconsulent in de eerstelijnszorg**, zoals er al een diabetesverpleegkundige bestaat. “Leren omgaan met eczeem en goed smeren zijn beide lastig. Het helpt enorm als iemand je aan het begin van het zorgtraject daarbij ondersteunt.”
Ook andere afspraken zijn handig. Van Tuyll van Serooskerken: “Bijvoorbeeld dat je met de apothekers afspreekt om de klasse van de hormoonzalf op de tube te zetten. Dat als je thuis zit met vijf verschillende zalven, je nog steeds weet welke zalf je wanneer en op welk deel van de huid smeert. Het zijn dit soort eenvoudige dingen waarmee je het leven van een heleboel mensen een stuk beter kunt maken.”
Opleiding
Van Tuyll van Serooskerken is nu vooral bezig om alles goed in de steigers te zetten. “We willen straks de informatie kant en klaar kunnen aanleveren aan de verschillende zorgverleners. En we willen aantonen dat de nascholing wat oplevert, door het kennisniveau voordat iemand scholing krijgt te vergelijken met dat van erna. Daarmee proberen we deze scholing standaard in de opleidingen te krijgen.”
Ragamin vult aan: “Onderzoek van apothekers laat zien dat apothekersassistenten na twee of drie scholingsbijeenkomsten veel beter begrijpen hoe hormoonzalf werkt en het niet meer zo spannend vinden om de zalf mee te geven.”
Zelf heeft hij met collega’s een kleine pilotstudie gedaan. “We gaven een korte, twee uur durende cursus aan een groep jeugdartsen, kinderartsen en verpleegkundigen in de jeugdgezondheidszorg. Voorafgaand aan de cursus vroegen we aan de deelnemers onder andere: ben je bekend met de vingertopeenheid? Weet je hoeveel verschillende klassen hormoonzalf er zijn? Daarnaast hebben we gekeken hoe angstig ze waren voor hormoonzalf.
Direct na de cursus zijn diezelfde vragen nog een keer gesteld en een half jaar daarna nog een keer. “Vóór de cursus was ongeveer driekwart van de deelnemers bekend met het bestaan van verschillende klassen hormoonzalf. Direct na de cursus was dat 99 procent en een half jaar later was dat 94 procent. Deze cursus lijkt na een half jaar dus nog steeds effect te hebben.”
Bijspijkeren
Van Tuyll van Serooskerken: “Dit geeft aan dat zorgverleners geen zes weken durende fulltime studie nodig hebben om hun kennis bij te spijkeren. Dat verwachten ze misschien, maar dat is niet zo. In zeer korte tijd kunnen we veel winst behalen.”
Ragamin: “Als ik coassistenten heb, verplicht ik ze om tenminste een keer volledig de smeerinstructie te geven. Verder laat ik ze zelf een keer smeren, zodat ze ook zelf ervaren hoe dat is. En dan hoop ik: dit is een nieuwe generatie die het beter weet.”
* Hormoonzalven worden ingedeeld in klassen van werkzaamheid: van 1 (zwak) tot 4 (zeer sterk). Voor meer info, zie vmce.nl/eczeem/behandeling/hormoonzalven
** Onder andere Femke de Vries (Hogeschool Utrecht) voert deze studie uit. Voor meer info, zie deze link.
VMCE - GAAF! september 2023
Een complete GAAF! lezen? Dat kan met dit inkijkexemplaar. Of ontvang GAAF! elk kwartaal door nu lid te worden van de VMCE. Je hebt dan ook toegang tot het gehele archief van GAAF!.